• op·dwei·len
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
opdweilen
dweilde op
opgedweild
zwak -d volledig

opdweilen

  1. overgankelijk nattigheid met behulp van een dweil opnemen
    • Hij had het gemorste water nog niet opgedweild of er viel nog een emmer om. 
93 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be