Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·dring·kas·sa
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord opdringkassa opdringkassa's
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de opdringkassav / m

  1. kassa met aanbiedingen (van ongezonde producten) die aan de consument worden opgedrongen

Gangbaarheid