• op·dra·ven
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
opdraven
draafde op
opgedraafd
zwak -d volledig

opdraven

  1. snel komen voor iets belangrijks
    • De huisarts kwam snel opdraven na de noodoproep door de patiënt. 
     Want wat voor antwoord gaf je een kameraad die af wilde spreken om het te hebben over iets wat zo belangrijk was dat het niet door de telefoon kon worden gezegd? Je kon natuurlijk alleen maar op komen draven.[1]
99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[2]
  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044633535
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be