opbraak
- op·braak
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | opbraak | |
verkleinwoord |
de opbraak m
- de ontruiming van een woning
- Het woord 'opbraak' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "opbraak" herkend door:
65 % | van de Nederlanders; |
71 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be