opbloeien
- op·bloei·en
- samenstelling van op en bloeien
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
opbloeien |
bloeide op |
opgebloeid |
zwak -d | volledig |
opbloeien
- ergatief tot bloei komen, wel gaan varen
- De handel met Rusland was na de val van de muur opgebloeid.
- Het woord opbloeien staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "opbloeien" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
81 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be