op-en-top
- op-en-top
- In de betekenis van ‘bijwoord van hoedanigheid: geheel en al’ voor het eerst aangetroffen in 1874 [1]
- Qua herkomst een verbastering van "op ende op" -> "op end'op" [sinds 1626]
- Qua opbouw een (samenkoppeling) van op, en en top [2]
op-en-top
- buitengemeen, in hoge mate
- Het elftal was weer op-en-top favoriet.
- Het woord op-en-top staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "op-en-top" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "op-en-top" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ op-en-top op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be