Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ont·rukt
Woordherkomst en -opbouw
  • vervoeging van ontrukken: de stam met de uitgang -t, zonder ge- vanwege voorvoegsel

Werkwoord

vervoeging van
ontrukken

ontrukt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontrukken
    • Jij ontrukt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontrukken
    • Hij ontrukt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van ontrukken
    • Ontrukt! 
vervoeging van: ontrukken…
verbogen vorm: ontrukte

ontrukt

  1. voltooid deelwoord van ontrukken

Gangbaarheid