Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ont·ruk·te

Werkwoord

vervoeging van
ontrukken

ontrukte

  1. enkelvoud verleden tijd van ontrukken
    • Ik ontrukte. 
    • Jij ontrukte. 
    • Hij, zij, het ontrukte. 
  1. verbogen vorm van ontrukt, voltooid deelwoord van ontrukken

Gangbaarheid