• ont·hecht·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord onthechtheid
verkleinwoord

de onthechtheidv

  1. het niet gebonden zijn aan (onbelangrijke, aardse) zaken
     Ze kon nog steeds Fraisses stem horen, die zijn gewone sereniteit en onthechtheid hervonden had.[1]
     "De vermoeidheid die we ervaren bij het nieuws over alweer een aanslag, de twijfel over of we het nu veel of weinig aandacht moeten geven, anders winnen de terroristen en vooral onze eigen onthechtheid van het nieuws worden hier allemaal in een goeie grap gevat", zegt juryvoorzitter Claudia de Breij.[2]
  1. Liu Cixin
    “Het einde van de dood” (2021), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044645835
  2.   Weblink bron “Fokke & Sukke winnen Inktspotprijs” (Aangepast dinsdag 26 september 2017, 18:33), NOS