ontgroeien
- Geluid: ontgroeien (hulp, bestand)
- ont·groei·en
ontgroeien [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
ontgroeien |
ontgroeide |
ontgroeid |
zwak -d | volledig |
- door groeien te groot worden
- Rituelen en cadeaus – ze horen bij elkaar. Jarig? Een fles wijn. Sinterklaasavond? Dikke sokken. Gepromoveerd? Een boek maar weer. Tot de moeilijkste van alle geefdagen behoren Moederdag en Vaderdag. Ze rieken naar gedwongen winkelnering, naar feestelijkheid die van middenstandswege wordt opgelegd. En het begon allemaal zo mooi. Wie heeft ooit gehoord van Anna Jarvis uit Crafton (West-Virginia)? Dochter van een dominee was zij, kind uit een gezin met elf kinderen van wie er zeven de luiers niet of nauwelijks wisten te ontgroeien. Moeders hebben een zwaar leven en verdienen een dankdag, meende dochter Anna. Omstreeks 1905 begon zij hiervoor een campagne, waarna het Amerikaanse Congres in 1914 de tweede zondag in mei officieel tot Moederdag uitriep. [2]
- door ontwikkelen ergens niet meer voor iets geschikt zijn
- Dat maakt de lagere stemming tot het unique selling point. Zeker in de toch al donkere Vijfde suite is de gruizige klankkleur van de Pieter Rombouts uit 1710 een openbaring. De courante ronkt als een Harley-Davidson, de trage sarabande verhaalt van een onpeilbare eenzaamheid. De uitzinnige Zesde suite staat nu met steviger voeten in de aarde zonder aan vreugde in te boeten. De sterke nagalm van de Kerk van Valkoog uit 1998 heeft plaatsgemaakt voor de intiemere akoestiek van een studio in Mechelen. De documentaire is geheel in het Engels. Begint Wispelwey op zijn vijftigste Nederland eindelijk echt te ontgroeien? [3]
- Maar hij begint de rol van meesterknecht te ontgroeien – kijk naar zijn voorjaar: heroïsch winnaar van Luik-Bastenaken-Luik. Een prestatie van historisch formaat. Hij bereikt bovendien zo langzamerhand de leeftijd waarop hij in de kracht van zijn leven is. Hij kan de vruchten gaan plukken van jarenlang trainen, van terugkomen uit geslagen positie na die verschrikkelijke val in de Tour van 2012.[4]
- Dat korte lontje vind je ook in de psychiatrie, bij de zogeheten antisociale persoonlijkheidsstoornis. Maar in de groep 18 tot 24-jarigen is dat 13,3 procent. Dat blijkt uit het Nemesis-2-onderzoek van het Trimbos-instituut. Deze jongens kunnen zich niet houden aan regels, zijn oneerlijk, liegen, zwendelen, zijn impulsief, kunnen niet vooruitdenken, zijn agressief, prikkelbaar, roekeloos, onverschillig voor andermans veiligheid, onverantwoordelijk, hebben geen spijtgevoel en zoeken oorzaken buiten zichzelf. Je zal hun treinkaartjes maar moeten controleren, of voor hun overtredingen moeten vlaggen. Deze stoornis neemt na het 24ste jaar dramatisch af, naar 4,9 procent. Kennelijk groei je er uit. Of leer je het af. Vermoedelijk doen wat ervaren politiemensen de ‘drie W’s’ noemen hun werk. Als ‘Woning, Werk en Wijf’ zijn geregeld, passen de jongens zich aan en ontgroeien ze hun wilde fase. Voor die tijd kunnen ze behoorlijk gevaarlijk zijn. [5]
- de schoolbanken ontgroeien
volwassen worden
1. door ontwikkelen ergens niet meer voor iets geschikt zijn
- Het woord ontgroeien staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ontgroeien" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[6] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Pieter Boogschot 17 juni 2005
- ↑ NRC Floris Don 27 september 2012
- ↑ NRC Dennis Meinema 21 juli 2016
- ↑ NRC 8 december 2012
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be