onontkoombaarheid

  • on·ont·koom·baar·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord onontkoombaarheid onontkoombaarheden
verkleinwoord - -

de onontkoombaarheidv

  1. zekerheid dat je ten slotte toch met iets of iemand te maken krijgt
     “De vreemdelinge” is veel ineen: een knusse familiesoap over de onontkoombaarheid van de dood, een thriller en een geëngageerde roman waarbij een heuse dode te betreuren valt door de opwarming van de aarde.[2]
     Publiciteit mag dan een van de onontkoombaarheden van het hedendaagse koningschap zijn, het kan bepaald niet kwaad ook eens duidelijk te maken welk een last dit op leden van het Koninklijk huis en hun gezinsleven legt.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Janet Luis
    “Je kunt je nergens achter verschuilen” (10 april 2015) op nrc.nl  
  3.   Weblink bron “Prins en roddelpers” (26 februari 1979) op nrc.nl