• on·ge·vac·ci·neer·de
enkelvoud meervoud
naamwoord ongevaccineerde ongevaccineerden
verkleinwoord

de ongevaccineerdev / m

  1. iemand die geen inenting heeft ontvangen
     Per 11 oktober zijn coronasneltests in Duitsland niet meer gratis. Het land voert daarmee de druk op ongevaccineerden op om zich alsnog te laten prikken.[1]

ongevaccineerde

  1. verbogen vorm van de stellende trap van ongevaccineerd
  1.   Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Duitsland maakt per 11 oktober einde aan gratis coronasneltests” (Dinsdag 10 augustus 2021, 19:17), NOS