• on·ge·plaatst
stellend
onverbogen ongeplaatst
verbogen ongeplaatste
partitief ongeplaatsts

ongeplaatst [1]

  1. (nog) geen plaats in een toernooi verworven hebbend
     De Nederlandse tennissers moeten rekening houden met een lastige tegenstander bij de loting voor de play-offs om een plek in de wereldgroep van de Davis Cup. De mannen van captain Jan Siemerink zijn ongeplaatst.[2]
     Dat hangt af van Olympique Lyon en Zenit Sint-Petersburg, die de afgelopen jaren meer Europese punten hebben behaald en daardoor hoger staan op de UEFA-ranking. Als beide clubs de play-offs halen, is PSV ongeplaatst en treft het in de laatste voorronde van de Champions League Arsenal, AC Milan, Schalke 04, Lyon of Zenit.[3]
  2. van een tekst dat deze nog niet gepubliceerd is in een krant of tijdschrift


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    NOS Sport
    “Davis Cup-team niet geplaatst” (Maandag 7 april 2014, 12:39), NOS
  3.   Weblink bron
    NOS Voetbal
    “PSV werkt 'fit' toe naar Zulte” (Maandag 5 augustus 2013, 16:16), NOS