• on·der·uit·schop·pen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
onderuitschoppen
schopte onderuit
onderuitgeschopt
zwak -t volledig

onderuitschoppen

  1. overgankelijk met een schop ten val brengen
     Na een half uur wordt Tuhuteru onderuitgeschopt door Donny de Groot. Rood voor Donny. Auf Wiedersehen![1]
  1.   Weblink bron “De trots van het Noorden” (6 november 2002)