Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·der·ho·ri·ge

Bijvoeglijk naamwoord

onderhorige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van onderhorig
enkelvoud meervoud
naamwoord onderhorige onderhorigen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de onderhorigev / m

  1. iemand die de ondergeschikte is van iets of iemand anders
Synoniemen

Gangbaarheid

57 % van de Nederlanders;
63 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be