onafheid
- on·af·heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | onafheid | |
verkleinwoord |
de onafheid v
- de mate waarin iets nog niet voltooid is, nog niet af is
- Het woord onafheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "onafheid" herkend door:
52 % | van de Nederlanders; |
40 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be