• om·zit·ten

omzitten [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
omzitten
zat om
omgezeten
klasse 5 volledig
  1. in een kring ergens omheen zitten
     Niet aardig van die tramreiziger, niet leuk voor de zwarte pieten van dienst en niet fijn voor de omzittende kinderen. Je kunt het incident afdoen als een extreme reactie van iemand die geheel ten onrechte een onschuldig volksfeest op z’n ponteneur betrekt en racistische spoken ziet waar die er niet zijn, maar het feit ligt er dat sommige mensen zich hevig storen aan de black face uitmonstering. Deze specifieke maskerade is historisch en cultureel beladen.[2]
  2. als een verpakking iets omgeven
     Het verschil valt nog het meest op in de beautyrayon van de supermarkt. Shampoos, douchegel en scheermesjes kosten er vaak een pak meer als er een roze verpakking omzit, ook al gaat het om hetzelfde product. Gemiddeld moeten vrouwen zo’n 37 procent meer neertellen voor producten die gendergerelateerd zijn.[3]
56 % van de Nederlanders;
63 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Zwarte Piet is een smakeloze verschijning” (04/12/2012), HP de Tijd
  3.   Weblink bron
    edm
    “Britse vrouwen halen slag thuis: roze scheermesjes worden goedkoper” (03/01/2017), De Standaard
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be