omsprongen
- Geluid: omsprongen (hulp, bestand)
- om·spron·gen
vervoeging van |
---|
omspringen |
omsprongen
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van omspringen
- ...dat wij omsprongen.
- ...dat jullie omsprongen.
- ...dat zij omsprongen.
- ...dat wij omsprongen.
vervoeging van |
---|
omspringen |
omsprongen
- meervoud verleden tijd van omspringen
- Wij omsprongen.
- Jullie omsprongen.
- Zij omsprongen.
- Wij omsprongen.
- vervoeging van omspringen: de stam met de uitgang -en, zonder ge- vanwege voorvoegsel (is gelijk aan de onbepaalde wijs) maar met een klinkerwisseling i-o (IPAː /ɪ/ - /ɔ/)
vervoeging van: | omspringen… |
geen verbogen vorm |
omsprongen
- voltooid deelwoord van omspringen
- Het woord omsprongen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.