Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • om·laag·glij·den
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
omlaagglijden
gleed omlaag
omlaaggegleden
klasse 1 volledig

Werkwoord

omlaagglijden

  1. ergatief glijdend omlaaggaan
    • Zij was op haar sleetje omlaaggegleden en klauterde vrolijk weer naar boven voor een volgende glijpartij. 

Gangbaarheid