• om·hoog·kij·ken
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
omhoogkijken
keek omhoog
omhooggekeken
klasse 1 volledig

omhoogkijken

  1. inergatief het hoofd of de ogen in opwaartse richting bewegen om iets dat zich boven de waarnemer bevindt beter te kunnen zien
    • Hij keek omhoog om naar de wolken te kijken. 
     Prinses Elfilda dankt haar populariteit grotendeels aan haar verbazingwekkende schoonheid, hoewel er ook iets in haar karakter zit dat het grote publiek aantrekt. Ze zegt weinig, en als ze al een keertje haar mond opendoet, komen de woorden er aarzelend uit, zodat ze een bedeesde indruk maakt, een indruk die nog eens wordt versterkt door de manier waarop ze haar hoofd naar beneden houdt en door haar lange wimpers omhoogkijkt.[1]
  1. Danielle Teller (vert. Marja Borg)
    “Er was eens iets anders” (2018), Ambo/Anthos uitgevers  , ISBN 9789026346477