omdragen
- om·dra·gen
- samenstelling van om bw en dragen ww
omdragen [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
omdragen |
droeg om |
omgedragen |
klasse 6 | volledig |
- iets vervelends, pijnlijks, onaangenaams moeten verdragen
- Jan den Ouden, kunstdocent aan het Van Lodenstein College, leidt het onderwerp in. De beamer toont een schilderij van Rembrandt. Twee groepen mensen komen bij Christus. Links staan de farizeeën, zij die Hem niet nodig hebben. Rechts bevinden zich de zieken, de kranken, zij die weten dat ze een dodelijke kwaal omdragen. Zij hebben een Medicijnmeester, een Zaligmaker nodig. [2]
- Je wilt niet getroost zijn. Je wilt het gemis in je omdragen, voor altijd. Troost is verraad. [3]
- iets of iemand dragend rondvoeren
- Het woord omdragen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "omdragen" herkend door:
68 % | van de Nederlanders; |
76 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Reformatorisch Dagblad 27-03-2018 Jongerenwerk Gereformeerde Gemeenten in Nederland groeit
- ↑ NRC Marjoleine de Vos 18 februari 2011 Ontroostbaar trouw
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be