oeps
- oeps
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘tussenwerpsel: uitroep van verbazing of schrik’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1991 [1]
oeps
- een uitroep die verlegenheid uitdrukt over een gemaakte fout of vergissing
- Oeps, dat was niet de bedoeling!
- Het woord oeps staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "oeps" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "oeps" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be