observatieperiode


  • ob·ser·va·tie·pe·ri·o·de
enkelvoud meervoud
naamwoord observatieperiode observatieperiodes
observatieperioden
verkleinwoord

de observatieperiodev

  1. de tijd die men heeft om waarnemingen doet (om een diagnose te kunnen stellen)
     Ik wilde je zien, maar ze besloten me een tijdje op te sluiten, wat niet zo ongewoon is als je misschien denkt. Dat werd een 'observatieperiode' genoemd.[1]
     De kliniek waar de verdachte wordt geobserveerd, vroeg de rechtbank om verlenging van de observatieperiode.[2]
  1. Amanda Block
    “De verloren verteller” (2021), The hous of books, ISBN 9789044363647
  2.   Weblink bron “Zaak-Savannah uitgesteld, langere observatie verdachte nodig” (vrijdag 26 januari 2018, 12:55), NOS