noodhospitaal
- nood·hos·pi·taal
- samenstelling van nood zn en hospitaal zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | noodhospitaal | noodhospitaals noodhospitalen |
verkleinwoord | noodhospitaaltje | noodhospitaaltjes |
het noodhospitaal o
- (medisch) tijdelijk ziekenhuis dat gebouwd is in verband met een noodsituatie
- ▸ Om de ziekenhuizen te ontlasten worden twee noodhospitalen uit de grond gestampt met samen plek voor meer dan 2000 patiënten. De bedoeling is dat het eerste ziekenhuis over negen dagen opengaat.[1]
- ▸ In Wuhan, waar het virus uitbrak, wordt een noodhospitaal met duizend bedden uit de grond gestampt. Dat moet 3 februari opengaan en daarmee de ziekenhuizen van de stad ontlasten. Die gaan nu gebukt onder voorraadtekorten en een grote toestroom van mensen die bang zijn dat ze besmet zijn.[2]
- Het woord noodhospitaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.