Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • noem op
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
opnoemen

noem op

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opnoemen
    • Ik noem op. 
  2. gebiedende wijs van opnoemen
    • Noem op! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opnoemen
    • Noem je op? 


Gangbaarheid