noem
- noem
vervoeging van |
---|
noemen |
noem
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van noemen
- Ik noem.
- gebiedende wijs van noemen
- Noem!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van noemen
- Noem je?
- ▸ ‘Noem jij dat water? Het lijkt wel slijm!’ gromde hij.[1]
- Het woord noem staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
stamtijd | |
---|---|
infinitief | voltooid deelwoord |
noem |
noem |
volledig |
noem