• nie·men·dal·le·tje
enkelvoud meervoud
naamwoord - -
verkleinwoord niemendalletje niemendalletjes

het niemendalletjeo dim. tant.

  1. een weinig verhullend kledingstuk
    • Zij droeg een niemendalletje. 
  2. een nietszeggend romannetje, toneelstuk, enzovoort
    • Het niemendalletje was niet wat we ervan verwacht hadden. 
88 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be