Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • neu·ro·fi·broom
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van het Latijnse fibra met het voorvoegsel neuro- met het achtervoegsel -oom
enkelvoud meervoud
naamwoord neurofibroom neurofibromen
verkleinwoord neurofibroompje neurofibroompjes

Zelfstandig naamwoord

het neurofibroomo

  1. (medisch) gezwel in een zenuw dat ontstaan is door woekering van bindweefsel
Verwante begrippen

Gangbaarheid