netvork
- net·vork
- samenstelling van net en vork
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | netvork | netvorken |
verkleinwoord | netvorkje | netvorkjes |
- (visserij) houten vork met twee tanden die gebruikt wordt om netten uit te zetten
- Het woord 'netvork' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.