• neo·li·tisk
  • Afkomstig van de Griekse woorden νέος (neos = nieuw, jong) en λίθος (lithos = steen).
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
g enkelvoud neolitisk mere neolitisk mest neolitisk
o enkelvoud neolitisk
meervoud neolitiske
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
neolitiske mere neolitisk mest neolitisk

neolitisk

  1. (archeologie), (geschiedenis) neolithisch