Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ne·ge·nen
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

negenen

  1. datief vrouwelijk  van negen; 09:00 of 21:00 uur na voorzetsels bij tijdsaanduidingen
    • Het was omtrent negenen. 
Uitdrukkingen en gezegden
  • Zij kwamen met zijn negenen.
Zij waren negen in getal.

Gangbaarheid