• nacht·wind
enkelvoud meervoud
naamwoord nachtwind nachtwinden
verkleinwoord

de nachtwindm [1]

  1. wind gedurende de nacht
     Ze stampten het zorgvuldig fijn en lieten het verwaaien door de nachtwind die het naar de verten meevoerde, zodat er geen spoor van achterbleef.[2]
     ~Waarom bent u gekomen? Wat wilt u van mij?' fluisterde Morgaine en knielde neer, terwijl ze de beweging van Vivianes kleed in de nachtwind voelde.[3]