Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • naam·loos·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord naamloosheid
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de naamloosheidv

  1. het naamloos zijn
    • De naamloosheid van de lijken in het massagraf kon d.m.v. DNA-onderzoek worden opgeheven. 
Synoniemen
  1. anoimiteit

Gangbaarheid