multisporten
- Geluid: multisporten (hulp, bestand)
- IPA: / ˈmʏltiˌspɔrtə(n) / (4 lettergrepen)
- mul·ti·spor·ten
- ww afgeleid van multisport zn met het achtervoegsel -en
- zn multisport zn met uitgang -en
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
multisporten |
multisportte |
gemultisport |
zwak -t | volledig |
multisporten
- inergatief (sport) lichamelijk actief zijn met spel- of wedstrijdelement in de vorm van een reeks onderdelen uit verschillende takken van sport
- ▸ Wat is er leuker dan van de ene sport naar de andere kunnen springen? Uit onderzoek is gebleken dat kinderen die multisporten, ook een positiever zelfbeeld krijgen.[1]
de multisporten mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord multisport
- ▸ Hij liet de multisporten achter zich en richt zich nu op snelwandelen. „Het was tijd om wat nieuws te proberen. Duatlon heb je niet op de Spelen en bij triatlon zou ik de selectie niet halen. Met snelwandelen maak ik misschien nog een kans.”[2]
- Het woord 'multisporten' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Multisportclub, De tofste multisportclub van 't land!” op sportigo.be
- ↑ Weblink bron Pepijn Keppel“Transgender atleet Chris Mosier: ‘De fans zijn vooral het probleem, die zijn het ergst’” (16 april 2020) op nrc.nl