muik
- muik
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | muik | muiken |
verkleinwoord | - | - |
vervoeging van |
---|
muiken |
muik
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van muiken
- Ik muik.
- gebiedende wijs van muiken
- Muik!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van muiken
- Muik je?
- Het woord muik staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ muik op website: Etymologiebank.nl
- ↑ muik op website: Etymologiebank.nl
- ↑ muik op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).