meuk
- meuk
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | meuk | meuken |
verkleinwoord | - | - |
- (informeel) oude troep of rotzooi
- Ik heb een zolder vol meuk.
vervoeging van |
---|
meuken |
meuk
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van meuken
- Ik meuk.
- gebiedende wijs van meuken
- Meuk!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van meuken
- Meuk je?
- Het woord meuk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "meuk" herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
18 % | van de Vlamingen.[4] |