• mouw·veegt
vervoeging van
mouwvegen

mouwveegt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van mouwvegen
    • Jij mouwveegt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van mouwvegen
    • Hij mouwveegt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van mouwvegen
    • Mouwveegt! 
    • Windrip verdenkt elke lakei die niet mouwveegt van samenzwering, ontslaat ministers om de andere dag en voelt zich, als hij met zijn ambtspak ook zijn functie als despoot aflegt, vooral behoeftig en eenzaam. [1]