• mor·gen·tra·fik
  • Samenstelling van het Deense zelfstandige naamwoorden morgen en trafik
Naar frequentie 217865
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   morgentrafik     morgentrafikken     -     -  
genitief   morgentrafiks     morgentrafikens     -     -  

morgentrafik, g

  1. (verkeer) ochtendspits