• moch·ten
vervoeging van
mogen

mochten

  1. meervoud verleden tijd van mogen
    • Wij mochten. 
    • Jullie mochten. 
    • Zij mochten. 
     Ik vond binnen vijf minuten een blokhut in de buurt voor de hele groep. Die avond zouden we eindelijk een gezonde maaltijd kunnen koken. Na de lunch mochten we erin.[1]
vervoeging van
mogen

mochten

  1. aanvoegende wijs van mogen in de verleden tijd
    • Artikel 103 is van toepassing op ministers in functie, voor de misdrijven die zij mochten hebben gepleegd zowel in als buiten de uitoefening van hun ambt. [1] 
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers