mirakel
- mi·ra·kel
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘wonder’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1220 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | mirakel | mirakels mirakelen |
verkleinwoord | mirakeltje | mirakeltjes |
het mirakel o
- een wonderbaarlijke of onbegrijpelijke gebeurtenis
- Geen vorm van handel of ambacht heeft voor de naam van de steeg vlak achter de Marekerk gezorgd, maar een mirakel.
- Het woord mirakel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "mirakel" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "mirakel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be