Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mi·ni·bur·ger
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord miniburger miniburgers
verkleinwoord miniburgertje miniburgertjes

Zelfstandig naamwoord

de miniburgerm

  1. (voeding) een kleine hamburger
    • Naast de grotere ronde platte schijven gehakt die hamburger heten, kennen we ook de kleinere miniburgers 

Gangbaarheid