Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mi·ne·ra·li·se·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
mineraliseren
mineraliseerde
gemineraliseerd
zwak -d volledig

Werkwoord

mineraliseren

  1. ergatief tot mineraal worden
    • Het hout mineraliseert langzaam en raakt daardoor versteend. 
  2. overgankelijk tot mineraal maken
    • De blootstelling aan de bodem mineraliseert het hout. 
Hyponiemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid