mikado
- mi·ka·do
- In de betekenis van ‘behendigheidsspel met houtjes’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1984 [1]
- Leenwoord uit het Japans, in de betekenis van ‘titel van Japanse keizer’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1872 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | mikado | mikado's |
verkleinwoord | mikadootje | mikadootjes |
- (spel) een spel waarbij men uit een stapel stokjes een voor een moet trekken zonder de andere stokjes te laten bewegen
- Het woord mikado staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "mikado" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ 1,0 1,1 "mikado" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be