miezel
- mie·zel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | miezel | miezels |
verkleinwoord |
de miezel m
- een lichte regenbui
- ▸ Net voor de nacht begon te vallen, doofde een onverwachte miezel het vuur.[2]
vervoeging van |
---|
miezelen |
miezel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van miezelen
- Ik miezel.
- gebiedende wijs van miezelen
- Miezel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van miezelen
- Miezel je?
- Het woord miezel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "miezel" herkend door:
31 % | van de Nederlanders; |
47 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “De man” (6 februari 2008), De Morgen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be