meiknol
- mei·knol
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | meiknol | meiknollen |
verkleinwoord | meiknolletje | meiknolletjes |
de meiknol m
- (voeding) knol gewas
- ▸ En dan is er het varken: Baambrugse big in stoere, rosé gebraden plakken met wortel, meiknol, doperwten en zilveruitjes, een voorbeeldige hoofdschotel voor € 19,50.[2]
- ▸ Maar ik neem de zachtgegaarde kalfswang, aardappelmousseline met karnemelk gemonteerd, flinterdunne plakjes meiknol en kalfsjus (24 euro).[3]
- Het woord meiknol staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "meiknol" herkend door:
59 % | van de Nederlanders; |
50 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Wild in de Indische buurt” (04/06/2010), HP de Tijd
- ↑ Weblink bron “Gijsbrecht: de geest van John Halvemaan waart nog een beetje” (07/05/2019), HP de Tijd
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be