• meer·ma·len

meermalen

  1. bij een aantal gelegenheden
    • Hij heeft dat meermalen beweerd, maar nooit bewezen. 
91 % van de Nederlanders;
62 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be