• meel·soep·jes

de meelsoepjesmv

  1. verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord meelsoep
      Op den 6e dag geef ik geraspte kaas, vervolgens fijn gesneden kaas of geraspt, gekookt rookvleesch. Op den 7e of 8e dag beschuit met boter en geraspte kaas, daarna geroosterd brood, gebonden meelsoepjes, aardappelenpuree enz.[1]
  1.   Weblink bron
    Steensma, F.A.
    “Voordrachten over diëetleer en stofwisselingsziekten” (1927), Oosthoek, Utrecht, p. 476