• meel·soep·je

het meelsoepjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord meelsoep
     Vanaf de vierde maand moet men de zuigeling geen karnemelk meer geven, maar een mengsel van melk en water; na 4 maanden moet daarvoor een meelsoepje aldus samengesteld zijn: 500 gram water, 500 gram melk, 25 gram meel en 25 gram suiker; na 5 maanden 600 melk en 400 water, enz., en zo iedere maand 100 gram melk meer en 100 gram water minder.[1]
  1.   Weblink bron Onze medische rubriek : De kleuter in: De Tribune  , jrg. 29 nr. 182 (26 mei 1936), Sociaal-Democratische Partij, Amsterdam, p.3 kol. 5