maten uit
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ma·ten uit
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
uitmeten |
maten (...) uit
- meervoud verleden tijd van uitmeten
- Wij maten uit.
- Jullie maten uit.
- Zij maten uit.
- Wij maten uit.
vervoeging van |
---|
uitmeten |
maten (...) uit