maandabonnement
- maand·abon·ne·ment
- samenstelling van maand en abonnement
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | maandabonnement | maandabonnementen |
verkleinwoord | maandabonnementje | maandabonnementjes |
het maandabonnement o
- abonnement met een loopduur van 1 maand
- Hij had een maandabonnement voor de trein.
- Het woord maandabonnement staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.